Op 6 juli 2022 heeft een voorzieningenrechter uitspraak gedaan in een zaak waarin een vader vervangende toestemming vraagt van de rechter voor een vakantie met zijn minderjarige kind (Rechtbank Midden-Nederland 6 juli 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:2673). Deze zaak is bijzonder omdat de vader in dit geval geen gezag heeft over het kind.
In deze zaak gaat het om partijen (vader en moeder) die getrouwd zijn geweest en samen twee minderjarige kinderen hebben. De moeder is alleen belast met het ouderlijk gezag over de kinderen. De vader wil graag dat de rechter vervangende toestemming verleent om met een van de twee kinderen voor vier dagen naar Duitsland te reizen. Vervangende toestemming voor een vakantie kan een rechter verlenen indien de vereiste toestemming door de andere ouder niet vrijwillig wordt verleend. De moeder weigert toestemming voor deze vakantie; zij wil het toestemmingsformulier niet tekenen.
De vader heeft tijdens de zitting verwezen naar art. 1:253a Burgerlijk Wetboek (BW), maar de rechter oordeelt dat dit artikel niet van toepassing is in deze zaak. De vader is namelijk niet belast met het gezag over de kinderen en kan daarom geen beroep doen op dit artikel. De rechter baseert de vordering van de vader op art. 6:162 BW: de onrechtmatige daad. Hierbij is de vraag of de moeder onrechtmatig handelt door het toestemmingsformulier voor de vakantie niet te ondertekenen.
De rechter overweegt allereerst dat de uitspraak van de Hoge Raad (HR) van 21 mei 2021 (ECLI:NL:HR:2021:748) van toepassing is in deze zaak. In dat arrest ging het om de vraag of pleegouders van een minderjarige die uit huis is geplaatst, toestemming moeten verkrijgen van de ouders met gezag voor een vakantie. De HR oordeelde dat het nemen van beslissingen over vakanties valt onder de taken van pleegouders. Toestemming was dus niet nodig. In deze zaak is er geen sprake van een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing, maar de rechter is van mening dat de positie van de vader zonder gezag gelijk is aan die van pleegouders. Daardoor hoeft de vader geen toestemming te verkrijgen van de moeder voor de vakantie naar Duitsland.
Er zijn in deze zaak echter omstandigheden waardoor er redenen kunnen zijn om de vervangende toestemming toch te weigeren. De minderjarige heeft namelijk problematiek zoals ADHD en emotie-regulatieproblematiek. Hij zou volgens de moeder niet zelfredzaam zijn en volgens haar kan de vader niet adequaat reageren in onverwachte situaties. De rechter vindt dit allemaal geen reden om geen vervangende toestemming te verlenen. De vakantie is maar van korte duur, de reisafstand is kort en de vader heeft voldoende veiligheidsmaatregelen getroffen. De rechter verleent de vervangende toestemming dan ook en de moeder handelt onrechtmatig door het toestemmingsformulier niet te ondertekenen. Ze moet het reisdocument van de minderjarige ter beschikking stellen. De vader kan dus met zijn kind naar Duitsland op vakantie.
De volledige uitspraak: https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBMNE:2022:2673&pk_campaign=rss&pk_medium=rss&pk_keyword=uitspraken