Inleveren bankafschriften en de inlichtingenplicht in de bijstand

De inlichtingenplicht is een van de belangrijkste plichten voor degene die bijstand aanvraagt of ontvangt. Onlangs heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) beslist dat iemand die geen bankafschriften heeft ingeleverd er geen sprake is van schending van de inlichtingenplicht, maar van de medwerkingsplicht. In deze bijdrage wordt de uitspraak besproken. Ook wordt uiteengezet wat deze uitspraak betekent voor in de parktijk. Voor de vindplaats van de uitspraak zie 12-07-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1395.

De casus

De gemeente had betrokkene verzocht o.a. bankafschriften over een bepaalde periode in te leveren. Hij gaf geen gehoor aan het verzoek. De gemeente trok vervolgens de bijstandsuitkering in en de uitkering werd over een aantal maanden teruggevorderd. Ook werd er door de gemeente een boete opgelegd. Omdat de bankafschriften niet zijn ingeleverd, zou volgens de gemeente door betrokkende de inlichtingenplicht zijn geschonden. Het bezwaar werd ongegrond geacht en ook bij de rechtbank kreeg hij ongelijk. De CRvB oordeelde echter dat het inleveren van bankafschriften niet onder de inlichtingenverplichting valt. Omdat derhalve de inlichtingenplicht niet was geschonden, hoefde hij de bijstandsuitkering niet terug te betalen en geen boete te betalen.

Overwegingen CRvB

De CRvB komt tot dit oordeel aan de hand van een wetswijziging. Vóór die wetswijziging viel het aanleveren van documenten nog wel onder de inlichtingenplicht. Het oude artikel over de informatieplicht luidde: “De belanghebbende doet aan burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging onverwijld mededeling van al hetgeen van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan, zo mogelijk onder overlegging van bewijsstukken.”  De huidige bepaling over de informatieplicht luidt: “De belanghebbende doet aan burgemeester en wethouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand, het geldend maken van het recht op bijstand, de hoogte of de duur van de bijstand, of op het bedrag van de bijstand dat aan hem wordt betaald.” De woorden onder overlegging van bewijsstukken is niet meer opgenomen in de huidige regeling. Bankafschriften zelf – als documenten – kunnen niet worden aangemerkt als feiten of omstandigheden die van invloed zijn of kunnen zijn op het recht op bijstand. Bankafschriften kunnen alleen van betekenis zijn bij de verificatie en controle van het recht op bijstand. De verplichting bankafschriften over te leggen valt daarom volgens de CRvB niet onder de inlichtingenverplichting van die bepaling.

De inlichtingenplicht

Zoals al gezegd, is de inlichtingenplicht een belangrijke verplichting in de bijstand. De plicht kan worden omschreven als: ”een belanghebbende moet aan het college mededeling doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling en het recht op bijstand. Dit zowel op verzoek als onverwijld uit eigen beweging (zie de artikelen 17 lid 1 PW en 30 lid 3 Wet SUWI). Deze plicht geldt niet alleen tegenover het college, maar ook tegenover het UWV. Het gaat daarbij om gegevens waarvan het redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand. Bestaat daarover onduidelijkheid dan moet je hierover nadere informatie inwinnen bij het college (zie bijvoorbeeld CRvB 11-10-2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3765). Verwijtbaarheid speelt geen rol (zie CRvB 28-07-2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1661). De inlichtingenplicht kan dus ook zijn geschonden als je niet kan worden verweten gegevens niet te hebben gemeld. De inlichtingenplicht geldt al vanaf de datum dat iemand een bijstandsuitkering aanvraagt en niet pas vanaf de datum waarop de bijstandsuitkering is toegekend of de datum waarop je op de hoogte is van de toekenning van een bijstandsuitkering (zie CRvB 14-06-2005, ECLI:NL:CRVB2005:AT8386).

De medewerkingsplicht

Het niet (tijdig) inleveren van bankafschriften of andere bewijsstukken waar het college om heeft gevraagd, betekent dus niet dat de inlichtingenplicht is geschonden. Op grond hiervan kan dan ook de bijstandsuitkering niet worden ingetrokken. Maar als het college om bewijsstukken vraagt in het kader van een onderzoek en deze worden niet verstrekt, dan zou dat wel kunnen leiden tot schending van de medewerkingsplicht. Deze plicht is geregeld in artikel 17, tweede lid, van de PW en luidt: “De belanghebbende verleent het college desgevraagd de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet”. Al naar gelang waar niet aan wordt meegewerkt kan de bijstand worden ingetrokken of verlaagd. Een bijzondere vorm van de medewerkingsplicht is bijvoorbeeld de plicht om mee te werken aan een (aangekondigd/onaangekondigd) huisbezoek.

Heeft u bankafschriften of andere bewijsstukken niet (tijdig) ingeleverd dan is het gezien het vorenstaande van belang te bekijken op grond waarvan de uitkering is ingetrokken en eventueel teruggevorderd. In het besluit zal de juiste grondslag moeten zijn opgenomen. Een beroep van het college op schending van de informatieplicht is niet correct. Heeft u vragen over de verplichtingen uit de bijstandswet, zoals de informatieplicht, medewerkingsplicht of andere verplichtingen neem dan contact op met mr. Pieter van der Meulen van Kadanz Advocaten. Ook bij andere vragen kunt u bij hem terecht. Hij is specialist in het socialezekerheidsrecht en aangesloten bij de specialistenvereniging Sociale Zekerheidsrecht (SSZ). Als advocaat voert hij veelvuldig bezwaar- en beroepsprocedures tegen besluiten van het college en UWV.