WIA-dagloon in strijd met EVRM

Onlangs heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in een aantal uitspraken beslist dat het WIA-dagloon, zoals dat door het UWV wordt berekend in strijd is met het verbod van discriminatie[1][2]. Het WIA-dagloon moet volgens de Raad hetzelfde worden berekend als die van het WW-dagloon. Het UWV moet het dagloon opnieuw berekenen en dus ook de hoogte van de WIA-uitkering. De uitspraken kunnen ook gevolgen hebben voor andere personen met een WIA-uitkering in vergelijkbare situaties. In dit artikel leest u meer over de uitspraken en in welke kwesties een herberekening van het dagloon en daarmee de hoogte van de WIA-uitkering moet worden aangepast.

Hoogte dagloon

De hoogte van een WIA-uitkering wordt gebaseerd op het dagloon. Dat is kort gezegd het loon dat iemand gemiddeld per dag verdiende in het jaar (‘refertejaar’) voordat diegene ziek werd. Hoe dat dagloon moet worden berekend, staat in de Wet WIA en het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (Dagloonbesluit). De hoogte van het dagloon zo volgt uit het besluit moet worden berekend door het totale loon in het refertejaar te delen door 261 dagen. In de WIA worden  op grond van dit besluit ook dagen meegeteld waarin iemand geen inkomsten heeft gehad  – de zogenoemde ‘loonloze’ tijdvakken. Dit in tegenstelling tot iemand met een WW-uitkering. Wanneer iemand recht heeft op een WW-uitkering wordt het dagloon berekend door het loon dat in het refertejaar is verdiend te delen door het aantal dagloondagen in dat jaar. De dagloondagen die liggen in ’loonloze’ tijdvakken worden met andere woorden níet meegeteld.[3] Dit leidt vervolgens tot een hogere uitkering dan iemand met een WIA-uitkering.

Standpunt betrokkene

Betrokkene vond dat er sprake was van een ongerechtvaardigd verschil in het Dagloonbesluit tussen iemand met een WIA-uitkering en WW-uitkering. Dit onderscheid was volgens hem alleen terug te voeren op zijn arbeidsongeschiktheid, handicap, beperkingen, gezondheidstoestand dan wel disability. Als iemand niet de gehele referteperiode heeft gewerkt en de WIA-uitkering wordt afgewezen, maar vervolgens wel een WW-uitkering ontvangt dan is de WW-uitkering hoger dan wanneer er wel een WIA-uitkering zou zijn toegekend. De keuze van de wetgever leidt daarmee volgens betrokkene tot een ongerechtvaardigd verschil tussen de berekening en vaststelling van het dagloon bij werkloosheid en het dagloon bij arbeidsongeschiktheid. Dit verschil is enkel en alleen terug te voeren op de arbeidsongeschiktheid, handicaps, beperkingen, gezondheidstoestand dan wel disability.[4]  Dit is in strijd met het EVRM. Volgens betrokkene moet de berekening van zijn WIA-dagloon dan ook op dezelfde manier geschieden als dat bij de berekening van een WW-dagloon zou zijn gebeurd.

Uitspraak rechtbank

De rechter wees het verzoek van betrokkene af. Daarbij verwees de rechtbank naar eerdere uitspraken van de Raad. Het was namelijk vaste rechtspraak dat op grond van artikel 16 van het Dagloonbesluit het ontvangen totale loon in het refertejaar moest worden gedeeld door 261 loondagen. Hoewel deze berekening een fors dagloon verlagend effect had, bood het Dagloonbesluit geen ruimte om af te wijken van de berekeningswijze. In het verleden is het Dagloonbesluit ook aangepast om bepaalde nadelige effect voor een bepaalde groep werknemers, zoals starters of herintreders, te repareren. Een aanpassing van de Dagloonregels voor de WIA werd toen niet nodig geacht. De Raad wees ook in eerdere uitspraken een beroep op het gelijkheidsbeginsel af omdat WW-gerechtigden en WIA-gerechtigden niet konden worden beschouwd als gelijke gevallen. De rechtbank gaf betrokkene dan ook geen gelijk gegeven en betrokkene is in hoger beroep gegaan. De Raad komt echter nu tot een andere conclusie en geeft betrokkene alsnog gelijk.

Overwegingen Raad

Zoals gezegd komt de Raad thans tot een andere conclusie. De Raad is van oordeel dat sprake is van een verschil in behandeling op grond van handicap. Een WIA-uitkering wordt namelijk toegekend aan personen die als gevolg van ziekte of gebrek beperkt zijn in de mogelijkheid om met arbeid een inkomen te verdienen. Het gaat dan ook om personen met een handicap. Zij worden door een beperking die het gevolg is van lichamelijke, geestelijke of psychische aandoeningen volgens de Raad belet volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met andere werknemers aan het beroepsleven deel te nemen de Raad. Dat is bij een WW-uitkering niet het geval, nu deze niet wegens ziekte of gebrek wordt toegekend. Daarbij hebben de WIA en WW beiden wel als uitgangspunt om een uitkering te verstrekken ter compensatie van loonderving als gevolg van het in de wet omschreven verzekerde risico (werkloosheid dan wel arbeidsongeschiktheid). De bepalingen in de WW en WIA hoe de hoogte van de uitkering moet worden berekend zijn nagenoeg hetzelfde.[5] Voor beide uitkeringen geldt als hoofdregel dat het dagloon wordt berekend door het SV-loon dat is genoten in het refertejaar te delen door 261 dagen. Gelet hierop is de Raad van oordeel dat WW-gerechtigden en WIA- gerechtigden ten aanzien van de berekening van het dagloon op het niveau van de formele wetgeving, moeten worden aangemerkt als rechtens vergelijkbare gevallen. Nu het gaat om rechtens vergelijkbare gevallen is het volgens de Raad de vraag of er een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat voor het verschil in behandeling tussen een WIA en een WW gerechtigde? Deze is er niet ,zo zet de Raad uiteen. De wetgever heeft geen reden gegeven waarom WW- en WIA-gerechtigden verschillend zouden moeten worden behandeld. Het verschil wordt volgens de Raad niet gerechtvaardigd door een verschillende doelstelling van de WW en de WIA of een verschil in verzekerd risico (werkloosheid dan wel arbeidsongeschiktheid). Beide wetten hebben namelijk als doel een uitkering te verstrekken als er sprake is van loonderving. Het WW-dagloon en het WIA-dagloon zou bij ‘loonloze’ tijdvakken niet anders moeten worden berekend.

Conclusie

De Centrale Raad van Beroep geeft de betrokkene gelijk en heeft geoordeeld dat het verschil in dagloon tussen WIA-gerechtigden en WW-gerechtigden in strijd is met het verbod van discriminatie. Er is sprake van vergelijkbare gevallen die anders worden behandeld. Dat verschil in behandeling heeft te maken met hun ziekte en arbeidsongeschiktheid en volgens Europese regels is dat een verboden discriminatie vanwege handicap. Voor dit verschil in behandeling bestaat geen rechtvaardiging. Hoewel het volgens de Raad aan de wetgever is om dit verschil weg te nemen, moet in vergelijkbare gevallen het UWV het WIA-dagloon hetzelfde berekenen zoals dat voor het WW-dagloon al moet. Het ziet er echter niet naar uit dat de wetgever op korte termijn met een oplossing zal komen voor dergelijke gevallen en de Raad voorziet dan ook zelf in de kwestie. Het UWV moet volgens de Raad dan ook het dagloon opnieuw berekenen. Daarbij moet het loon in het refertejaar bij ‘loonloze’ tijdvakken niet meer worden gedeeld door 261 dagen, maar door het werkelijke aantal dagloondagen in dat jaar. Hierdoor wordt het dagloon waarschijnlijk hoger en dus ook de uitkering. 

Heeft u een WIA-uitkering en heeft u is er in het refertejaar sprake van ‘loonloze’ dagen dan is het raadzaam bij het UWV een herberekening te vragen. Heeft u vragen over het vorenstaande of heeft u andere vragen over de WIA, uw dagloon neem dan contact op met mr. Pieter van der Meulen van Kadanz Advocaten. Hij is gespecialiseerd in het sociale zekerheidsrecht en in het bijzonder die van de zieke werknemer. Kadanz Advocaten is gevestigd in Tilburg en Breda.


[1] Als bedoeld in artikel 14 van het Europees Verdrag ter Bescherming van de Rechten van de Mens en artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij dit Verdrag.

[2] Zie vindplaats van de uitspraken van 30 juli 2024:  ECLI:NL:CRVB:2024:1525, ECLI:NL:CRVB:2024:1523 en ECLI:NL:CRVB:2024:1524.

[3] Zie  artikel 5, vijfde lid, van het Dagloonbesluit voor de berekening van het WW-dagloon en artikel 16 eerste lid van het Dagloonbesluit voor de WIA.

[4]  Er wordt verwezen naar het arrest van het EHRM van 30 april 2009 in de zaak Glor tegen Zwitserland (appl.nr. 13444/04)t.

[5] Zie  artikel 1b van de WW en in artikel 13 van de Wet WIA.